AFWIJKEND MONDGEDRAG

Onder de term ‘afwijkend mondgedrag’ verstaan we alle gewoonten die een negatieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van gebits- en kaakstructuren. In zulke gevallen wordt orthodontische interventie vaak noodzakelijk. Een behandeling van de orthodontist heeft echter alleen zin als ook het afwijkend mondgedrag verbeterd wordt. Helaas hebben deze gewoonten niet enkel een negatieve invloed op de vorm en de functie van ons spreekapparaat, maar vaak leiden ze ook tot articulatieproblemen. Bij afwijkend mondgedrag denken we aan habitueel mondademen, infantiel slikken, afwijkende tongpositie in rust, duim- en vingerzuigen, fopspeengebruik…

De behandeling van afwijkend mondgedrag noemen we oromyofuntionele therapie. De hieronder beschreven afwijkende mondgewoontes zijn vaak heel hardnekkig en kunnen dus helaas ook niet van vandaag op morgen afgeleerd worden. Een Myobrace kan hierbij een handig hulpmiddel zijn. Dat is een mondstuk dat speciaal ontwikkeld is voor kinderen met extreem afwijkende mondgewoontes. Zo'n Myobrace helpt niet alleen bij het afleren van die foutieve mondgewoontes, maar heeft ook een gunstige invloed op zichtbare gebitsafwijkingen, zoals bijvoorbeeld een openbeet, een kruisbeet of een overbeet.

Open mondgedrag of habitueel mondademen

Met habitueel mondademen bedoelen we de gewoonte om in rust door de mond te ademen in plaats van door de neus. Dat maakt dat de mond vaak open is en de lippen niet sluiten. Dit heeft heel wat negatieve gevolgen: de mondspieren verslappen, de mond droogt uit, er is minder speeksel in de mond en er wordt minder geslikt. Dit alles hangt vaak samen met een slappe articulatie.

 

Infantiel slikpatroon

Bij een infantiel slikpatroon komt de tong tegen/tussen de tanden tijdens de slikbeweging. Dit heeft negatieve gevolgen voor de tandenstand en vaak ook voor de spraakverstaanbaarheid. De tanden komen scheef te staan en tijdens het spreken komt de tong tussen de tanden met een foutieve articulatie als gevolg.
Kinderen met een infantiel slikpatroon worden meestal doorverwezen door een orthodontist. De mogelijkheid bestaat immers dat een infantiel slikpatroon mee aan de basis ligt van de afwijkende tandenstand. Daarom kan het raadzaam zijn om eerst het infantiel slikpatroon af te leren alvorens men van start gaat met de orthodontische behandeling.

Afwijkende tongpositie in rust

Het kan voorkomen dat de tongpositie in rust foutief is. Het tongpunt ligt dan tussen of tegen de tanden. Niet alleen zorgt dit voor articulatieproblemen, maar door de constante druk zullen de voorste tanden scheef groeien.

Duim-, vinger- of speenzuigen

Veel kinderen zuigen op hun duim of andere vingers of hebben nog een tutje. Wanneer een kind deze gewoontes op driejarige leeftijd nog steeds heeft, is er sprake van afwijkend mondgedrag. Vanaf dat moment kan het zuigen op een duim, vinger of tutje een negatieve invloed hebben op de spieren rond de mond, de stand van de tanden en de vorm van de kaak en het gehemelte. Ook habitueel mondademen, een afwijkend slikpatroon of een foutieve articulatie kunnen mogelijke gevolgen zijn.